Mijn tweede Tata tienkamp – Deel 1

Vorig jaar deed ik voor het eerste mee aan de Tata-tienkamp en stond na 6 partijen op 4 punten. Enthousiast geworden heb ik u toen deelgenoot gemaakt van mijn partijen en gedachten. Gelukkig scoorde ik na de rustdag nog 2 uit 3 waardoor het interessant bleef; ik eindigde met 6 uit 9 en promoveerde naar klasse 5.

In die klasse speel ik dus nu mijn tweede tienkamp. Ik schaak tussen hoop en vrees. Met mijn rating van 1626 ben ik het kneusje in de groep, de gemiddelde rating van mijn tegenstanders is met 1726 toevallig precies 100 punten hoger.

In de eerste partij speel ik met wit Spaans. Ik sla op zet 11 ongebruikelijk terug met DxLb3 in plaats van axLb3. Acht zetten later kost me dat een centrumpion. Mijn tegenstander komt straal gewonnen te staan. Na 49. Ke3 staat het zo:

Tijdens de tweede partij ben ik totaal uit vorm. Met zwart krijg ik 1 d4 d5 2 Lf4 tegen en dat leidt tot een Slavische opstelling waarbij mijn loper op f5 buiten de keten staat. Er volgt via 6. Db3 Db6 7 c5 DxDb3 8. axDb3 een thematische dameruil. Ik zie niet eens dat ik een pion verlies c.q. kan offeren, speel 8… Le7 en er volgt 9. LxPg8, TxLg8 10. Txa2. Dit is een pion achter die op zich niet erg is. De pion die hij voor staat is b2 en die staat achter b3 en stelt daarom niet zoveel voor. Maar psychologisch geeft het een knauw omdat ik de pion niet bewust heb geofferd. Even later in de partij kan ik het met de breekzet e5 volgens Fritz volledig gelijk maken, maar in plaats daarvan besluit ik nog een pion te offeren om schaak te kunnen geven (??). Na 24 zetten ben ik klaar. Mijn tegenstander vraagt of ik de partij nog wil analyseren. Ik zeg nee en denk: dat hoef ik allemaal niet nog eens te zien.

In de derde partij gebeurt er iets waardoor ik besluit te stoppen met schaken. Op voorhand heb ik me voorgenomen de partij super solide op te zetten en te streven naar remise tenzij mijn tegenstander een duidelijke fout maakt. Dat lukt aardig totdat ik degene ben die op zet 37 de fatale fout maak die de teller van -0,7 naar -3 doet springen. In de analyse achteraf komt Jeroen met een zet die ik geen seconde heb overwogen. Ik trek de conclusie dat ik echt niet kan schaken en besluit een eind te maken aan die nu al 30 jaar durende zelfkwelling van een speler zonder schaaktalent.

Op maandag wordt ik door twee mensen voor de schaaksport behouden. Het blijkt dat als ik niet kan schaken, mijn tegenstander dat ook niet kan. Ik heb wit en hij geeft me met de Philidor alle ruimte die ik wil. Maar zoals gezegd kan ik echt niet schaken en na wat gerommel staat mijn tegenstander op +2. Ik heb ergens een pion verloren en qua stelling staat hij ook beter. Dan echter doet hij een verschrikkelijke zet waardoor ik de teller op 0 kan zetten. In de complicaties die volgen verliest hij onnodig 2 pionnen waardoor ik met een pion meer in een gewonnen eindspel terecht kom.

Nog een interessante stelling voor de liefhebbers van het eindspel.

De tweede redding komt van de wereldkampioen Magnus Carlsen. Het was zaterdag al gebeurd, maar ik hoorde het maandag pas: Hij heeft een mat in 3 gemist waarna het remise is geworden!

Ik zei tegen Jeroen: Als schaakcomputers konden lachen, lachen ze ons allemaal uit.

Met mijn vijfde partij heb ik remise geschoven in een Siciliaan.

Weer een beetje opgemonteerd verheugde ik me op mijn zesde partij tegen Quirine. Ik vind het absoluut geen straf om 5 uur lang tegen een leuk meisje van 18 lentes aan te kijken. Qua resultaat verwachtte ik er niet veel van, maar ze overspeelt met zwart in de ruilvariant van het Frans haar hand door in een poging te winnen lang te rokeren en opportunistische zetten te doen die haar stelling niet kan dragen. Op de 18de zet stort haar stelling in en kom ik in een dame-eindspel terecht met 3 pionnen meer, dat ik met veel moeite en (overbodige) zetten op zet 78 win.

Wonderbaarlijk genoeg volgde na een ½ uit 3, 2½ uit 3. Resultaat 3 uit 6. Het is een raar toernooi.

Leen Klein.

Leave a Comment